In het kort
De Johanneskerk werd in 1648 gebouwd na langdurige voorbereidingen en geldinzamelingen door het hele land. Zo werd er onder de legers van Prins Frederik Hendrik die in 1627 voor Grol lagen al gecollecteerd. Bij de bouw werd gebruik gemaakt werd van delen van de oude hofkapel uit 1496 die op dezelfde plek gestaan heeft. Het interieur is grotendeels van 1936 evenals de gebrandschilderde ramen .Veel ouder is de preekstoel nl. uit 1682. Het in 1982 gerestaureerde orgel bevat nog oud pijpwerk van voor 1723. In 2006 werd na een periode van vijftien jaar de laatste fase van de kerkres- tauratie afgerond.
De kerk biedt plaats aan maximaal 250 personen en kenmerkt zich door een ingetogen en gemoedelijke sfeer. Naast het gebruik van de kerk in de eredienst biedt het ook onderdak aan concerten. De Johanneskerk is Rijksmonument, waarbij het orgel en de preekstoel als monumentale interieurdelen zijn beschreven. Voor een kijkje in het interieur: klik hier…
(voor een uitvoerig verslag van de restauratie: klik hier of hier voor een fotoverslag)
Adresgegevens: Rentenierstraat 9, 7131 DK Lichtenvoorde, tel 0544 – 37 60 56
Voor routegegevens: klik hier…
Het ontstaan van de Johanneskerk te Lichtenvoorde
In de 15e eeuw worden in het kerspel Groenlo twee kapellen opgericht. De oudste is die van Vragender, de St.Jacobskapel, op een afstand van “twee uur gaans” van de parochiekerk van Groenlo. De restanten hiervan zijn, als ruïne, terug te vinden aan de Kapelweg te Vragender. Vermoedelijk is de kapel omstreeks 1444 gesticht en was ook bekend als St.Janskapel.
In 1496 volgt de stichting van een kapel te Lichtenvoorde. Frederik van Bronckhorst- Borculo laat de kapel bouwen bij zijn kasteel en met toestemming van de pastoor van Groenlo wordt de kapel ingewijd. In een verklaring wordt uitdrukkelijk het begrafenis- recht, het dooprecht, het toedienen van de sacramenten en het recht om te preken niet toegestaan, tenzij met speciale vergunning van de pastoor te Groenlo, die ook de inkomsten behoudt.
Sinds 1406 valt het gebied onder de heerschappij van het bisdom Münster. Maar in 1613 begint er in Arnhem een proces tussen Joost van Limburg Stirum en de bisschop van Münster. Het Hof van Gelre verwerpt op 19 november 1613 de rechten van de bisschop van Münster. Lichtenvoorde blijft dan nog onder Münster tot op 10 januari 1616 troepen van de Staten van Gelre Lichtenvoorde bezetten.
Deze politieke omwenteling betekent automatisch ook een kerkelijke omwenteling. Dit alles volgens de in 1548 te Augsburg overeengekomen regel: “wiens land diens godsdienst”. Dit houdt ondermeer in dat, wanneer in 1616 de afzonderlijke heerlijkheid Lichtenvoorde ontstaat, het protestantisme de centrale kerk wordt. De bediening van de kapel wordt dan opgedragen aan de eerste Lichtenvoordse predikant, dominee Th. Cuijminck. De hervorming doet haar intree en dit heeft het ontstaan van de hervorm de gemeente tot gevolg.
De in 1496 voor de katholieke in- en omwonenden van Lichtenvoorde gestichte miskapel gaat zó in 1616 dus over naar de protestantse religie. Het gebouwtje verkeert in die tijd in een slechte staat. Ondanks diverse uitgevoerde herstelwerkzaamheden, was de miskapel in slechte staat en worden plannen gemaakt voor een nieuwe kerk.
Als in 1627 de legers van Prins Frederik Hendrik voor Grol (Groenlo) liggen wordt er zelfs onder de troepen gecollecteerd voor de bouw van de kerk, de opbrengst bedroeg 100 ducatons. Prins Frederik Hendrik zelf schonk 63 ritsen daklijen. Daarmee is de bouw nog allerminst zeker en duurt het in die roerige tijden nog vele jaren voordat de plannen verder komen.
Vanaf 1645 worden dan ook pogingen in het werk gesteld om – met gebruikmaking van de muren van het oude gotische koor – een nieuwe en grotere kerk te bouwen. De kerkmeesters worden in hun verlangen gesteund door financiële bijval van verschillende zijden. Er wordt gecollecteerd door heel het land, onder andere in Amsterdam. Dit resulteert in 1648 tot de bouw van de huidige protestantse Johanneskerk aan de Rentenierstraat.
De huidige Johanneskerk laat zich omschrijven als een met gebruikmaking van een bestaande laat-gotische koorsluiting opgetrokken zaalkerk, en een zware, hooggespitste toren. In 1799 werd in de kerk Freule Judith van Dorth begraven die in Winterswijk was gefusilleerd nadat ze tegen de Franse overheersers had gerebelleerd. Een plaquette nabij de plaats van graf herinnert daaraan.
Kerk en toren zijn omstreeks 1904 geheel gepleisterd. In 1936 werd het interieur vernieuwd. Alleen de preekstoel uit 1682 werd gehandhaafd. Het balustradeorgel werd in 1936 van zijn kas ontdaan en op een hoger plateau geplaatst om meer ruimte voor banken te hebben. Ook de fraaie glas-in- loodramen zijn in 1936 aangebracht en verbeelden bijbelse taferelen, het middelste raam in de zuidgevel getuigt van de geschiedenis van de kerk door middel van de wapenschilden. In het koor voor de preekstoel (1682) is een grafzerk te vinden van Burman of Baerman uit (1647), die zich voor de bouw van de kerk heeft ingezet. Hij overleed voordat de kerk gereed kwam.
In 1982 is het orgel gerestaureerd en weer naar de oorspronkelijke plaats verhuisd naar de balustrade in een gereconstrueerde kas, naar de situatie zoals die door orgelbouwer Armbrost in 1842 is gemaakt. Armbrost maakte destijds gebruik van een oud viervoets instrument dat in 1723 tweedehands werd gekocht. Het oude pijpwerk van dat orgel is nog steeds het belangrijkste deel van het huidige instrument dat in 1982 door Flentrop werd gerestaureerd.
In de toren hangen drie luidklokken die in 1949 bij Klokkengieterij van Bergen in Heiligerlee zijn gegoten. Deze kwamen in de plaats van de klokken die in de oorlogsjaren ́40- ́45 werden gevorderd door de bezetter. Kerk en toren zijn gedurende de periode 1991/2006 gerestaureerd en van een nieuwe pleisterlaag voorzien.